Beelddenken is denken in beelden in plaats van in woorden. Tot ongeveer het vierde levensjaar maakt de mens meer gebruik van beelden dan van woorden. Als de taal zich verder gaat ontwikkelen, dan stapt men langzamerhand over van beelden naar woorden. Deze overstap maakt niet iedereen en die mensen worden dan ook beelddenkers genoemd.
WOORDEN EN BEELDEN
Er zijn twee manieren van denken: verbale begripsvorming en non-verbale begripsvorming. Verbale begripsvorming is het denken in woorden en non-verbaal is het denken in beelden. Als we geboren worden, maken we uitsluitend gebruik van de non-verbale begripsvorming, oftewel het denken in beelden. Naarmate we ouder worden groeit onze woordenschat en schakelen we langzaam over op hoofdzakelijk verbale begripsvorming, oftewel het denken in woorden. Slechts een kleine groep mensen schakelt niet over op woorden en blijft voornamelijk in beelden denken. Als mens denken we zowel in woorden als in beelden, maar het ene zal veel dominanter aanwezig zijn dan het andere.
SNELLE DENKER
Woorddenkers maken gebruik van bewuste processen, want woord voor woord wordt er een zin gevormd. Dat gaat meestal net zo snel als dat men spreekt. Iemand die normaal spreekt produceert ongeveer 150 woorden per minuut. Dat komt neer op 2 ½ woord per seconde. Bij beelddenkers gaat het proces op een andere wijze, namelijk onbewust. Het ene beeld roept razendsnel het andere beeld op waardoor het denkproces vele malen sneller verloopt dan bij woorddenkers. Waar een woorddenker 2 ½ woord per seconde haalt, kan een beelddenker makkelijk 80 of meer beelden per seconde halen. Omdat men met het onderbewustzijn te maken heeft, kan men het non-verbale proces moeilijk doorgronden en meten. Dit proces zorgt er wel voor dat een beelddenker razendsnel een probleem overziet en tot een oplossing kan komen. Het ene beeld wordt namelijk gevolgd door het andere, totdat er een oplossing is. Een beelddenker beleeft als het ware de situatie heel snel in gedachten. Deze manier van denken heeft een groot voordeel, want het zijn vaak oplossingsgerichte mensen.
INFORMATIE VERWERKEN
We krijgen informatie binnen via onze zintuigen. We kunnen de informatie filteren in bruikbaar en niet bruikbaar. Doordat beelddenkers vaak observerend zijn, gebruiken ze de ogen om zoveel mogelijk informatie naar binnen te krijgen. Deze informatie slaan ze op in een apart beeldgeheugen waar alles verwerkt wordt. Doordat hun aandacht anders gericht is dan bij woorddenkers, nemen beelddenkers vaak andere dingen visueel waar. Hun visuele waarneming is daardoor beter ontwikkeld en ze kunnen mede door hun beeldveld het geheel goed overzien. Door hun snelle manier van informatie verwerken, kunnen ze binnen zeer korte tijd het geheel van een probleem overzien. Omdat ze de informatie in de vorm van beelden krijgen, is het voor hen moeilijk om het te vertalen naar woorden en komen ze daardoor verward en chaotisch over. Ze zullen ook snel alles benoemen met: dinges.
BEELDVELD
Het beeld dat wordt waargenomen door je ogen noem je het gezichtsveld. Het is het veld dat je ziet met je ogen. Maar wat nu als je je ogen dicht doet en je je iets moet voorstellen? Ook dan maak je gebruik van een bepaald punt. Dit punt noem je het beeldveld, omdat je geen gebruik maakt van je gezichtsvermogen, maar van je voorstelling, oftewel je opgeslagen beelden. Het beeldveld bevindt zich ongeveer 10 centimeter boven je hoofd. Als je in gedachten naar iets kijkt, dan wordt het beeld gevormd vanaf dat punt. Bij woorddenkers zit dit cameraatje vast en daardoor wordt het beeld altijd vanuit een vast punt gevormd. Beelddenkers hebben echter een flexibel cameraatje. Ze zijn in staat om hun beeldveld alle kanten op te laten draaien, waardoor ze bijvoorbeeld een object in gedachten van alle kanten kunnen bekijken. Het flexibele beeldveld kan een handicap zijn in een wereld van woorddenkers als je niet weet hoe je ermee om moet gaan.
GAVE
Dat beelddenkers in een wereld van woorddenkers vastlopen, dat is een onderschat probleem. Het onderwijssysteem is gericht op verbale begripsvorming, oftewel taal. Er wordt dan gedacht in klanken, symbolen en vormen. Dit langzame proces kan een beelddenker in de weg gaan staan, omdat zijn aandacht door iets totaal anders wordt getrokken. Leer- en concentratieproblemen kunnen het gevolg zijn, ondanks het feit dat je te maken hebt met iemand die misschien wel 32 keer sneller denkt. Een beelddenker is gewend om zijn motor continu op de volle snelheid te laten rijden, terwijl het leersysteem hem dwingt om stapvoets te gaan. Het wordt daarom tijd dat ook deze kinderen hun eigen tempo mogen bepalen, zodat ze kunnen laten zien dat beelddenken een gave is.