In mijn werk ontmoet ik veel paranormale kinderen. Net als bij andere kinderen is een paranormaal kind niet in een hokje te plaatsen qua gedrag en visie op het leven. Wel zijn er kenmerken die je ziet waardoor paranormale kinderen makkelijker te herkennen zijn. Er zijn hele theorieën en benamingen voor dit soort kinderen, maar ik heb een schroom om een kind dat stempeltje te geven. Ik benoem het liever als een niet doorsnee-kind.

Een kind dat paranormale ervaringen heeft en niet weet hoe het ermee om moet gaan, wordt er vaak angstig van. Het heeft al heel erg snel door dat het anders is dan andere kinderen, omdat het dingen kan waarnemen die een ander niet kan zien, ruiken, horen en/of voelen.

Als opvoeders kun je een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van een paranormaal kind. Door een kind serieus te nemen, zal het zich veilig voelen bij je en de ervaringen met je delen. Dit kan heel erg lastig zijn als je deze dingen zelf niet kunt waarnemen.

Maar ook de school kan een toevoeging zijn als hulpbank voor ouders en kinderen. Een kind dat regelmatig de school verzuimt, omdat het angstige nachten heeft gehad, zal in zijn schoolprestaties achteruit gaan. Ik adviseer vaak ouders om te kijken of er een mogelijkheid is om met school te bespreken wat er thuis gaande is. Sommige scholen staan er gelukkig heel erg open voor, maar helaas zijn er ook scholen die het lariekoek vinden. De scholen die er open voor staan, hebben vaak in de loop der jaren  meerdere kinderen ontmoet die dit soort ervaringen hadden en hebben soms een vangnet waar ouders met hun vragen terecht kunnen.

Ongeveer 2 á 3% van onze kinderen heeft paranormale ervaringen. Dat betekent dat er op een gemiddelde reguliere basisschool toch wel meer dan tien  kinderen rondlopen die hetzelfde ervaren. En als we dan ook nog de HSP-ers (20 %) erbij optellen komen we tot de ontdekking dat deze groep wel erg groot is, maar liefst 22 á 23 % van de kinderen is dus paranormaal.

Sommige scholen zijn dusdanig betrokken bij deze kinderen, dat ze zich graag laten informeren over wat er door zo’n kind heen gaat. Het gebeurt regelmatig dat ik word uitgenodigd om het een en ander toe te lichten, wat voor zowel de ouders als de school prettig is. Er wordt namelijk een brug geslagen tussen de twee werelden waar het kind in leeft.

Jammer genoeg zijn er natuurlijk ook scholen die het paranormale volkomen afwijzen vanwege hun geloofsovertuiging. Helaas moet ik dan concluderen dat er dan met twee maten wordt gemeten. In iedere religie aanbidt men iets onzichtbaars, iets wat nooit door anderen waargenomen is. Sterker nog: er worden kerken gebouwd, feesten georganiseerd en boeken over geschreven. Men heeft het over beschermengelen die over ons waken en voor ons zorgen, maar als een kind paranormale waarnemingen heeft, wordt dit naar het rijk der fabelen verwezen.

Ik vind het een verrijking dat kinderen in een dimensie kunnen kijken die niet iedereen kan waarnemen. Door hun onschuld, onbevangenheid  en puurheid kunnen wij veel van hen leren.  Paranormale kinderen zijn erg kwetsbaar, omdat zij door hun onbevangenheid vaak niet zien dat niet iedereen er open voor staat. We moeten voor ogen houden dat de buitenwereld hun spiegel is en deze spiegel is enorm vormend voor hun identiteit. Als het kind niet serieus genomen wordt, zal dit gevolgen hebben voor zijn zelfbeeld. De manier waarop het naar zichzelf gaat kijken is dan allesbehalve positief en dit zal de nodige gevolgen met zich meebrengen.

De juiste instelling vinden voor hoe we met een paranormaal kind om moeten gaan, is op dit moment misschien wel de grootste uitdaging. Moeten we het stimuleren door het tentoon te stellen of moeten we het integreren in de maatschappij?

Ik ben zelf een voorstander van het laatste. Dus niet: het is bijzonder en het vervolgens op een voetstuk plaatsen. Zie het als een gave, zoals er zovele zijn. Een kind dat uitblinkt in tekenen krijgt ook een compliment en wordt normaal behandeld. Zo moet ook met een paranormale gave omgegaan worden.

Als een kind paranormaal is, zijn vaak de verwachtingen te hoog gespannen, want het is immers een gave waar je wat mee moet doen.

Maar als je aardig kunt voetballen wil dat nog niet zeggen dat je prof moet worden. Als je liever bakker wordt, moet dat toch kunnen. Hetzelfde geldt voor een paranormale gave. Niet ieder kind met een gave wordt de nieuwe Derek Ogilvie of Char. Het moet de ruimte krijgen om zichzelf op zijn eigen niveau en eigen wijze te ontplooien. Maar het moet vooral zelf de autoriteit hebben over wat het wil worden. Door het kind op een voetstuk te plaatsen of door het op de voorgrond te zetten – op welke manier dan ook – creëer je een probleem waar het kind vroeg of laat tegenaan loopt. Gewend aan alle aandacht en belangstelling kan het kind zo misvormd worden, dat het zich verheven gaat voelen boven anderen

Ik hoop dat men voor ogen houdt dat je ook van dit voetstuk af kan vallen en dat die klap erg hard en traumatisch kan zijn. Dit geldt voor alle kinderen die een gave hebben: ze moeten leren dat ze niet beter, mooier of meer bijzonder zijn dan anderen. Ieder kind is bijzonder, met of zonder gave. Het is bijzonder omdat het is zoals het is.

In mijn gezin heeft iedereen een paranormale aanleg, maar we doen er erg luchtig over. Als ik weer een rare en melige bui heb, krijg ik vaak naar mijn hoofd geslingerd: mam, je spoort niet, want je ziet spoken. Dit houdt mij in evenwicht. Dat is waarschijnlijk ook de meest gezonde manier om kinderen met hun paranormale gave om te leren gaan: evenwicht creëren door het te relativeren. Mijn motto is dan ook: doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.